Aswoensdag

Met Aswoensdag begint de weg naar Pasen en in de Vastentijd proberen we ons leven de goede richting te geven. We hebben goede bedoelingen en tekorten, verlangens en hoop en we vragen ons af: waar gaat de wereld naartoe? Mensen zeggen: “de tijden zijn slecht”, maar Augustinus zei: “de mensen, wij zijn de tijden.” De toekomst wordt voor een groot deel bepaald door mensen en situaties die we niet kunnen veranderen. Toch wordt voor een klein stukje de toekomst gemaakt en bepaald door ieder van ons. Voor dat kleine stukje zijn we verantwoordelijk. We willen ons inzetten in deze wereld en daar willen we in de Veertigdagentijd (Vastentijd) over nadenken.

In het Evangelie geeft Jezus drie hoofdpunten voor de vasten: “Wanneer ge een aalmoes geeft, wanneer ge bidt, wanneer ge vast”. Met aalmoezen geven, bidden, vasten, markeert Jezus de drie relaties waarop het Christelijk leven gebouwd is en waar we ons telkens weer kunnen vernieuwen. ‘Aalmoezen geven’ duidt op onze verhouding met mensen; ‘bidden’ duidt op onze verhouding met God; ‘vasten’ heeft te maken met ons eigen leven.

Bij ‘aalmoezen geven’ denk je aan geld, maar met mensen deel je niet alleen je geld, maar ook je hart, je leven, je aandacht. Gelukkig als je oog hebt voor de noden van mensen en als je kunt helpen. Heel concreet: als je kunt luisteren naar mensen, als je kunt bemoedigen, als je mensen een hart onder de riem kunt steken, als je als man of vrouw trouw blijft ‘in goede en kwade dagen’, als een priester dagelijks herhaalt: ‘hier ben ik Heer’. Gelukkig als je zo’n mensen mag ontmoeten. De Veertigdaagse vasten is er om zelf zo iemand te worden. Aswoensdag… ons opgaan naar Pasen is een nieuwe start die de Heer ons geeft.

In het Evangelie vertelt Jezus een parabel over een onvruchtbare vijgenboom. De eigenaar komt al drie jaar naar vruchten zoeken maar vindt ze niet. En dan zegt hij: “Hak die boom om. Hij put de grond uit.” En dan zegt de tuinman: “Laat hem dit jaar nog staan, ik zal de grond omspitten, bemesten, misschien draagt hij volgend jaar vruchten.” Zo gaat het dikwijls in de wereld: als je niks meer opbrengt, hak maar om, afkappen, aan de kant zetten, we kunnen er niks meer mee doen. Ik spreek hier niet over bomen hé, maar over mensen. Volwassenen zeggen over de jeugd: “We steken er al jaren ons geld en onze tijd in, ons geduld is op!” Of de jeugd zegt: “In wat voor wereld hebben die volwassenen ons gezet, zijn de vruchten zo geweldig? Weg ermee!” En ze veroordelen elkaar. De ‘Tuinman’ redeneert anders: “De grond is misschien hard, te weinig mest, hak hem niet om.” God, Onze Lieve Heer, hakt geen mensen om; Hij geeft telkens nieuwe kansen om vruchten te dragen. Daarom wordt het weer Vastentijd om ons daarover te bezinnen.

Heer, Gij kent mij, Gij kent ons, de wereld, de Kerk. U hoopt dat er volgend jaar vruchten zijn. Lieve Heer, we vragen dat we mogen hopen en geloven in mensen; geef ons van Uw geduld. Geef ons een spade om met onze handen de grond rond mensen om te spitten tot een goede vruchtbare bodem. Ik weet niet of ge het gemerkt hebt, maar we zijn aan het bidden. Jezus zegt: “Geeft aalmoezen, bidt”. Maar om die twee te kunnen doen, moeten we wat afstand nemen van onszelf, zelfdiscipline aanleren, afstand doen van kortzichtigheid en egoïsme. Dat is vasten. Daartoe roept de Heer ons op. We krijgen veertig dagen om aalmoezen te geven, te bidden, te vasten en zo op te gaan naar de Verrijzenis van Pasen.

Pastoor Karel Loodts

Scroll naar boven