Advent
De eerste zondag van de Advent mogen we elkaar “Zalig Nieuwjaar” wensen. Er begint een nieuw kerkelijk jaar en we hopen dat het een “zalig” jaar zal zijn. In de Advent bereiden we ons voor op de komst van Jezus Christus. Advent komt van het Latijn “adventus” en betekent “komst”. De kaarsen die we op de Adventskrans aansteken geven aan dat we in deze donkere tijd uitzien naar Christus, naar Zijn Licht. En Hij komt: in de Eucharistie, straks met Kerstmis, maar ook op het einde van ons leven en aan het einde van de tijden.
In het Evangelie vinden we het scenario voor een rampenfilm: tekenen aan zon, maan en sterren, mensen in angst, bulderende en onstuimige zee, de Hemelse heerscharen in verwarring. Maar als de nood het hoogst is, is de Redder nabij: Jezus Christus! Hij zal komen op een wolk, dezelfde wolk die Hem aan het oog onttrok bij Zijn Hemelvaart. We mogen als Christenen geloven dat er ooit een einde komt aan deze wereld; een wereld die niet perfect is, kijk maar naar het journaal, naar de verschillende conflicten bijvoorbeeld. Als Christenen geloven we dat Jezus Christus de Redder is, dat Hij eens zal komen om ons te redden. De komst van de Heer is geen reden tot angst, maar van hoop die aan alle angst een einde maakt. Het Evangelie bemoedigt ons: “Heft uw hoofden omhoog want uw verlossing komt nabij”. We hoeven niet bang te zijn voor de dag dat we oog in oog staan met onze Verlosser Jezus Christus. Sterker nog, we mogen naar die dag verlangen.
De Adventsperiode mogen we benutten om ons passief afwachten om te zetten in actief Christen zijn. Met de komst, de geboorte, van Jezus in Bethlehem is Gods reddingsplan niet voltooid. Gods reddingsplan is gericht op de toekomst, we leven nu in een tijd van grote beloften. Of die beloften vervuld worden, of wij (Evangelisch gezegd) “standhouden voor het aangezicht van de Mensenzoon”, hangt vooral af van onszelf: bidden we voldoende dat Gods Rijk moge komen, bidden we dat Zijn wil geschiede op aarde zoals in de Hemel, verspreiden wij met woorden en daden, met doen en laten, Zijn Licht, niet alleen door elke week vóór Kerstmis een kaarsje meer aan te steken op de Adventskrans, maar vooral door zelf een mens te zijn die zorgt dat de duisternis in het leven van onze medemensen wordt verdreven? Laten wij, niet alleen in deze Adventsperiode, op lichtende wijze getuigen van ons Christelijke geloof in Hem die 2024 jaar geleden gekomen is als een Kind in Bethlehem, maar die eens wederkomt als Koning van het heelal.
Karel Loodts, pastoor